Noodlot

Louis Couperus
1e druk 1890
158 blz.

Samenvatting

Frank Westhove, een nederlandse ingenieur die in Londen woont, ontmoet een oude vriend "Bertie". Deze heeft een lange tijd erg armoedig in de V.S. geleefd. Hij vraagt dan ook onderdak en wat geld aan zijn vriend. Ze kunnen het erg goed met elkaar vinden. Hij blijft dan ook bij Frank. Bertie went vlug aan het rijke milieu, hij kleedt zich sjeik en praat met iedereen mee.
Na een paar maanden gaat het echter toch vervelen en ze besluiten om een paar dagen naar Noorwegen te gaan.
Hier ontmoeten ze Sir Archibald met zijn dochter Eve. Frank wordt verliefd op Eve. Bertie gaat in die tijd een vreemde rol spelen, hij voelt dat hij zijn vriend gaat verliezen en wil niet in zijn armoedige situatie opnieuw belanden.
Na de vakantie ontmoeten Eve en Frank elkaar vaker, maar op een dag ziet Eve Frank met een ander meisje lopen en wordt hevig jaloers. Ze twijfelt aan de liefde van Frank voor haar. Ze probeert haar vader te vragen of hij Frank wil vragen of hij nu een nieuwe liefde heeft of niet voordat hij trouwt met Eve.
Maar Eve moet het van haar vader zelf oplossen. Op dit moment mist Eve haar moeder heel erg. Ze vraagt het nu toch maar zelf aan Frank. Deze ontkent en misprijst haar wantrouwen, hij krijgt een driftbui en zegt afschuwelijke dingen en uiteindelijk slaat hij haar zelfs.
Zo verlaten ze elkaar maar al na een maand hebben ze beide berouw. Bertie ziet in deze tijd zijn kans om Frank weer helemaal voor zich terug te krijgen. Hij pept hem op dooor over mooie reizen te spreken. Maar toch wil Frank Eve terug, hij probeert brieven naar haar te schrijven. Maar omdat Bertie met de bediende van Sir Archibald een deal had gemaakt, kwamen de brieven niet bij Eve of haar vader. Na drie brieven kreeg hij nog geen bericht terug (logisch!). Hij besluit nu om samen met Bertie door de wereld te gaan trekken. Na twee jaar belandden ze in Scheveningen, waar Frank Eve weer ontmoette. Het klikte meteen. Na een paar woordwisselingen kwamen ze tot de conclusie dat de brieven ergens achtergehouden moesten zijn. Aangezien Bertie de enigste was die er vanaf wist, ging Frank naar Bertie om het hem te vragen. Toen Bertie bekende kon Frank voor de tweede maat zich niet bedwingen en sloeg Bertie in elkaar. Op dat moment kwam Eve binnen en trachtte Frank te stoppen maar het was al te laat, Bertie was dood. Frank wist niet goed wat te doen en ging weg. Hij gaf zich aan bij de politie en kreeg twee jaar gevangenisstraf.
Na die twee jaar kwam hij vrij en kreeg een kleine baan. Sir Archibald was niet zo blij met de gedachte dat zijn dochter met een moordenaar zou trouwen. Frank zèlf vond dat Eve geen moordenaar verdiende. Eve zag dit echter heel anders. Frank had vergif bij zich om zelfmoord te plegen als Eve ook zou zeggen dat ze niet moesten trouwen. Maar omdat Eve dat niet wou pakte ze het flesje en samen vergiftigden ze zich in hun liefde.....

Belangrijke passages

blz.3942: Te strijden voor zijn bestaan! Hij kon niet meer; zijn energie was er te zwak voor; een zwakte, die hij over zich had voelen komen als een wellust, na zijn getob met het leven, en die hem nu onmachtig maakte, zich tot een zweem van geestekracht in te spannen! En vóór zich zag hij de noodlottige keten der, soms oneindig kleine gebeurtenisjes zich opnieuw ontrollen, ieder gebeurtenisje een vreeslijke schakel, soms leidend tot catastrofes? Hoe ontzettend, dat het ene steeds voorvloiede uit het andere, de toekomst uit het verleden! ....Als zijn vader, na het mislukken zijner indolente studies te Delft, hem niet in een administratief betrekkinkje naar een fabriek te Manchester verbannen had, dan had hij denkelijk nooit sommige jongelui leren kennen, zijn medeklerken aldaar, fashionable boeven en gevaarlijke strijders voor het leven, nog halve knapen en reeds rot van een verdorven jeugd....Als hij ze niet gekend had en hoe gemakkelijk hadden ze, zijn aangeboren neigingen slechts tegmoet komend, hem meegesleept! dan had hij misschien toch niet zó lichtschuwe geldknoeirijen bij zijn fabriek bedreven, dat zijn patroon, uit medelijden en vriendschap voor zijn vader, hem naar Amerika geholpen had....
Daar was hij het diepst gezonken, ondergegaan in het schuim van spartelende gelukzoekers....O, ware hij niet in Amerika verongelukt, hij zou niet, in de grootste ellende te Londen gestrand, Franks hulp hebben ingeroepen. En Frank....Frank ware zonder zijn drijven niet naar Noorwegen gereisd, had zonder hem dus Eve niet ontmoet. O, die reis naar Noorwegen, hij vloekte ze nu, want zonder Noorwegen ware Frank misschien nooit verliefd geworden en had Frank wellicht nooit gedacht aan trouwen! En nu....Frank was gisteren naar de woning van Sir Archibald gegaan, waar de jongelui na hun Noorweegse ontmoeting veel waren gekomen, en Frank was teruggekomen als de aanstaande van Eve! Frank zou trouwen en....hij Bertie? Waar zou hij blijven? Wat zou er van hem worden?
Zwaar gevoelde hij de noodlottigheid van het leven, en de onrechtvaardigheid der levens aaneenschakelingen en hij zag in, dat hij zijn eigen ongeluk had opgeroepen door slechts een enkel woord....een enkel woord; Noorwegen! Noorwegen, Eve, Franks liefde, Franks aanstaande huwelijk, zijn eigen ondergang, hoe hatelijk duidelijk zag hij die enkele schakelen zijner levensketen in elkaar geklonken! Één woord, uit domme intuïtie geuit; Noorwegen; en hij bewerkte onherroepelijk het geluk van twee anderen, ten koste van zichzelve! Onrechtvaardigheid, onrechtvaardigheid!
En hij vloekte de intuïtie, die geheime domme kracht, waarvan een beetje is in ieder woord, dat wij uiten, en hij vloekte dit; dat ieder woord, iedere kalnk der menselijke stem, niet overlegd kan zijn. Wat was het toch, intuïtie? Iets stoms en goedigs, een soort zinloos beter ik, zoals de mensen zeggen, dat, diep verborgen, in het geheim, maar voortholt als een dol veulen, dwars door de fijnste verwikkelingen der spinnende gedachte heen! O, had hij maar gezwegen van Noorwegen! Wat gaf hij om dat ene, noodlottige, land, boven alle andere landen? Waarom niet Spanje, Rusland, Japan, mijn god, Kamschatka(?), voor zijn part, waarom juist Noorwegen!! Domme intuïtie, die zijn vervloekte lippen verlokte te zeggen; Noorwegen, en onrechtvaardigheid van het lot, het beven alles!! Energie? Wil? Was dáár tegen te willen en energiek te zijn? Woorden, niets dan woorden! Hurk fatalistisch neer als een Arabier, en laat dag volgen op dag; denk niet na, want onder de gedachte loert....de intuïtie! Vechten! Tegen het lot, dat zijn kettingen blind in elkaar voegt, schakel aan schakel? Toen, achteruit geleund, het bleke hoofd rustend op de fluwelen rug van de fauteuil, zijn diepe, zwarte ogen troebel van het gift der gedachten, voelde hij door zijn zwakte een zachte, gelijkmatige, electrische stroom gaan, een stroom van wil. Het noodlot had gewild, dat hij Eve en Frank samen zou brengen; welnu, hij, armzalige speelbal van dat lot, hij zou willen dat....Ja, hij zou willen, dat ze gescheiden wierden. Het rees daar vast voor zijn blik, dat voornemen, ijzig en streng, een boos beeld van satanische slechtheid gelijk, dat raadselachtig voor hem staan bleef. En het zag hem aan met ogen als van een sibylle, als van een sfinx, en rondom de reusachtige boosheid van het beeld, zonken zijn vorige overmijmeringen weg in een afgrond, de dodendans der jaren, de aaneenschakeling der noodlottigheden en zijn vervloekingen tegen dat alles....Het verzonk en alleen het beeld bleef, als een spook, bijna tastbaar en bijna zichtbaar opdoemend tegen de zwijmende gloed van het stervende vuur in de duistere kamer. En de somber vragende blik van het beeld hypnotiseerde hem en zijn instinct sluimerde onder het verpletterende gewicht ervan in....Vriendschap? Dankbaarheid? Woorden!
Er was niets dan conventie en....armoede. En dan was er dat beeld, dáár, vóór het vuur, vóór zijn vergote, starre pupillen, versteend, tot een opdoemsel van zwijgend, aanstarend en hels
magnetisme.

blz.50: Ik hou er niet van, dat je....dat je altijd zo met Bertie zit....Zijn woorden wrongen zig uit zijn keel, zonder dat hij ze wilde uiten, en nu ze gesproken waren scheen het hem toe, dat hij iets anders had willen zeggen. Eve was zeer verbaasd. Zo met Bertie zit! herhaalde ze. Hoe zit ik dan met Bertie? Heb ik iets gedaan, dat niet goed was? Of....zeg Frank, ben jij zo verschikkelijk jaloers? Hij trok haar vast tegen zich aan, kuste haar en mompelde: Ja....Ja....ik ben jaloers....

blz.75: En Bertie zelf zag na deze scène niet duidelijk meer in, dat hij alles deed; dat hij het eerste venijn van twijfel in haar vertrouwen had gegoten, dat hij de scène aan de uitgang van het Lyceum had geleid, dat hij Eve dwong de weg ui te gaan, die hij wilde. Een floers van helderheid zijner gedachte, als een verwering over een spiegel; de crisis zijner hersenhelderheid ging voorbij; het was alles werk der omstandigheden, dacht hij; een mens kon dat alles niet gedaan hebben uit vrije wil....Want, wat ging alles gemakkelijk, eenvoudig van een leien dakje! Dat was, omdat het Lot het zo wilde en hem bevoordeelde; hijzelf was er onschuldig aan.... En dit was geen zelfbedrog; hij meende dit alles.

blz.8283: O,Frank,Frank! ripe zij uit en de tranen ontwelden haar ui één zenuwoverspanning, uit vreze, dat zij het niet zou durven zeggen, als die stem het wilde; ik moet het je vragen, ik móet het. Als je hier bij me komt, waarom ben je dan dikwijls zo somber, en stil, alsof je niet gelukkig met me bent, waarom ontwijk je elk stellig antwoord, waarom zeg je altijd dat er niets is? Die vrouw, o, die vrouw....is het om haar, is het, omdat je nog van haar houdt, misschien wel meer dan van mij! ...omdat je haar niet vergeten kan, omdat ze nog altijd iets in je leven is, misschien wel veel, wel heel veel? O, het pijnigt me zo, het woelt zo in me, altijd, altijd....En ik ben niet kleingeestig jaloers, ik ben dat nooit geweest; ik begrijp het wel, van die vrouw, dat van vroeger, al vind ik het vreeslijk! Maar je bent altijd zo vreemd, zo stil, zo treurig, en zodra ik daarover nadenk, twijfel ik, zonder het te willen. Frank zònder het te willen, dat zweer ik je! Maar het komt in me op en overweldigt me! O God, waarom moet het zo zijn? Frank, zeg het: Ik ben gek, nietwaar, zo te denken, en ze is niets meer voor je, nietwaar, niets meer, je ziet haar nooit meer, nietwaar?
De angst, die om haar was, verwrong heur gehele gelaat, bleek als van verwaaide azolea's; een kramp van pijnlijkheid ogen en meer dan ooit scheen zij een martelares van heur eigen verbeeldingen.
Maar op dit ogenblik zag hij deze marteling niet, omdat bij haar woorden, een grote drift in zich begon te verheffen, een drift, zoals hij van kind af enkele keren in zich had voelen opwaaien, als met stormvlagen van een orkaan, woedende over alles heen, alle gevoelens en gedachten door elkender verstuivend als wolken stof....! Dat woei zo in hem op, als aan zijn oprechtheid, openhartigheid, eerlijkheid, waarheid getwijfeld werd, woei als een wind van rechtvaardige toorn over die onrechtvaardigheid op, want in zichzelve liet hij zich veel voorstaan op zulke deugden en stofte hij dat hij oprecht, openhartig, eerlijk, waar was. Zijn donkergrijze ogen gloeiden onder het gefrons van zijn overhangende wenkbrauwen; de drift zijner woorden siste tussen zijn tanden door, die groot en blank onder zijn zware snor opschitterden als vonken ivoor.
Hoe is het mogelijk, verdomd, hoe is het mogelijk! Ik heb het je ééns gezegd, eens voor al, ik heb het je ééns gezegd, neen, neen, neen! en je vraagt het me weer, je vraagt het me weer! Denk je dat ik lieg? Waarom denk je dat! Heb je ooit aan me kunnen merken dat ik loog? Ik zeg je van neen, en het is dus neen! Maar je twijfelt toch, je blijft er toch over nadenken en tobben als een oude vrouw....Waarom neem je de dingen niet zoals ze zijn? Ze zijn nu eenmaal zo! Waarom geloof je me niet? Ik ben niet treurig, ik ben niet somber, ik ben gelukkig met jou, ik hou van je, Ik twijfel niet aan je....! Maar jij....jij....Geloof me; als je daarmee doorgaat, maak je je eigen ongelukkig, en mij ook, mij ook!

blz.96: O, het was de schuld van Frank! Maar....was het waarlijk de schuld van Frank dat hij Eve niet vergeten kon? Neen, dat was alles de schuld van het Noodlot, niemand had enige schuld, alles was de schuld van het Noodlot.

blz.156158, dit is de slotpassage: Samen met je stervem lieveling! fluisterde zij, als verklaard van geluk. Wat kan ons het leven schelen! Je hebt gelijk; jij zal nooit meer gelukkig kunnen worden en ik zal het niet worden naast jou. En ik wil je niet verliezen ook, omdat je mijn alles bent. Hoe dus te leven en waarom te leven? Maar samen, 0 Frank, samen met elkaar dood gaan, in elkanders armen, op je mond te sterven, o, is dat niet het hoogste geluk! Een zacht vergift, Frank, niets pijnlijks. Iets zachts en het dan samen drinken en elkaar vast omhelzen en dan dood gaan, dood gaan....
Laten we het samen doen. het zal heerlijk zijn. Het zal roze en zilver en goud om ons heen zijn, als een zonsondergang. O, kan je je iets verbeelden wat zaliger zou wezen? Frank, Frank, het is het Geluk, het Geluk waar we naar zochten, waar ieder naar zoekt op de wereld! Het Geluk is: samen, van elkaar houdend, met elkaar te sterven! Het is het paradijs, de hemel, Frank!! Hij voelde niet de verheerlijking van haar extase, maar haar woorden lokten hem als met de beloft van een korte zoetheid des levens, en van een ontzagelijke lange rust des doods. En hij vond niets meer om haar te weerspreken, niets meer om haar terug te houden in de hemelvaart harer gedachte; alleen dacht hij nog slechts aan het gemis van alle middel, daar het gebroken was....
Maar Eve was opgestaan, magnetisch gedwongen te gaan naar de plek waar het flesje gevallen was. Ze bukte zich, en zij raapte het op. Het was gevallen op de afhangende plooien van een gordijn; het was niet gebroken, slechts gebarsten. Maar er was geen druppel uit gestort. Frank ! gilde zij, in haar opzweving van extase. Frank, zie, het is niet gebroken, het is heel! Het is het Noodlot, dat het niet heeft willen laten breken! Hij was opgestaan, rillend van de ijskoude in hem. Maar zij, zij had reeds de stop afgerukt, ze dronk het half uit, met een glimlach van waanzin en geluk.
Eve!!! schreeuwde hij.
Maar rustig steeds glimlachend, reikte zij het hem over. Hij zag haar een poze aan en het werd hem alsof zij beiden reeds niet meer op de wereld waren, alsof zij in een sfeer vol vreemde natuurwetten zweefden, waarin vreemde dingen zouden gebeuren. Het kwam in hem op, of de wereld nu vergaan zou, met haar glimlach, en toen dronk hij....
Het was geheel donker geworden, en zij lagen in dat donker in elkanders armen, op de bank. Hij was dood. Zij richtte zich even op, stervend, doodsbang voor de storm die buiten loeide, en de storm, die loeide in haar eigen doorgiftigd lichaam. Het weerlichtte scel wit en het donderde dadelijk na. Maar boven die donder uit, hoger, kwam, voor Eve, van heel ver, een donder aanrollen, aanrollen....zwaarder, steeds zwaarder, als een bovenwereldlijke donder, op raderen van sferen....
Daar komt het aan! stamelde zij, in de ontzetting van de dood. O, God, daar dondert het aan!!
En ze zonk, kronkelend, op het lichaam onder haar neer, wegschuilend in de los geknoopte jas, daar stervend. Toen sleepte een tred, buiten het stikduistere vertrek, door de corridor, nader en nader; de knorrige stem van een oude stem riep twee,driemaal Eve's naam; een hand draaide de deur open....

Karakter hoofdpersonen, karakterontwikkeling?

Frank: Rijke ingenieur, wonend in Londen, saai leven, groot en breed gebouwd. Hij hecht grote waarde aan eerlijkheid en vertrouwen en als daar aan getwijfeld wordt kan hij heel kwaad worden en zich niet meer beheersen. Verder is hij heel sociaal en ook wel lui.
Bertie: Arme zwerver, past zich makkelijk aan in een ander milieu en andere omstandigheden. Hij gaat met Eve om als een zus , tenger en fijn gebouwd met katachtigheden zowel in uiterlijk als gedrag. Hij is bang om alleen te komen te staan en als dit dreigt te gebeuren wordt hij erg gemeen en egoïstisch.
Eve: Jonge maagd, die al vroeg haar moeder verloor. Hield van Frank maar ging Bertie steeds meer respecteren. Ze is zeer fantasievol wat niet altijd in haar voordeel werkt; ze gaat dingen fantaseren die er niet zijn of nooit gebeurd zijn of zullen gebeuren waardoor ze heel wantrouwig wordt wat haar zeer kwalijk wordt genomen (zie blz.8283). Ze is ook zeer onzeker maar wel erg ontwikkeld, net als Frank.

Er is wèl sprake van karakterontwikkeling:
In het begin van het boek houden Eve en Frank onbezorgd van elkaar maar door Bertie wordt dit vertrouwen verstoord. Pas aan het einde van het boek, als Bertie dood is, wordt dit vertrouwen hersteld als ze samen zelfmoord plegen.
Bertie was in het begin van het boek aardig voor Frank en later ook voor Eve maar als hij zelf de dupe dreigt te worden van hun liefde veranderd zijn sociale mentaliteit en denkt hij alleen nog maar aan zichzelf. (zie 3942)

Literaire stroming, karakteristiek voor die tijd?

Louis Couperus was een psychorealistische schrijver beïnvloedt door het existentialistische denkbeelden, redelijk karakteristiek voor die tijd hoewel hij wel erg open over de dingen schrijft.

Opvattingen / Wereldbeeld

De schrijver houdt van de natuur en beschrijft de natuurlijke omgeving dan ook goed en uitgebreid.
Tevens is de schrijver erg geïnteresseerd in de gedachten van de mens die dan ook een belangrijke rol, dè belangrijkste rol, in het boek spelen.

Opbouw van het boek

Het boek is in oud nederlands geschreven doch goed te lezen. Het verhaal speelt zich chronologisch af.

Thema

" Wordt het leven door het (nood)lot en toevalligheden bepaald? "

Motieven

Jaloezie, Frank is jaloers op Bertie en Eve op de vrouw bij het lyceum, hierdoor komen er spanningen in de relaties.
Verveling,
Bertie verveelt zich waardoor ze besluiten naar Noorwegen te gaan waar Frank Eve ontmoet (zie 3942).
Drift,
Frank vermoord Bertie in zijn drift die door Bertie was veroorzaakt, dit was Bertie's noodlot.
(Nood)lot,
Alles gebeurt omdat dat nu eenmaal je lot is, niets tegen te doen (zie blz.75 & blz.96)
Egoïsme,
Bertie drijft Frank en Eve uit zelfbelang uit elkaar.

Titelverklaring

Eve moest en zou met Frank een verhouding hebben. Ze wilde niets anders, dat was haar lot. Dat Eve en Frank uiteindelijk zelfmoord pleegden was hun Noodlot, enige manier om bij elkaar te blijven.



back home